De verschillende methodes zijn niet zomaar verschillende wegen naar Rome, maar zijn verschillende benaderingen.
Z-scores gaan uit van een afwijking rond een gemiddelde. Dit werkt het beste bij data die voldoende normaal verdeeld is en continue (interval en ratio meetniveau)
Boxplots gebruiken de mediaan om outliers op te bepalen en dit werkt het beste bij data op ordinaal meetniveau of erg scheve data.
Dus, de schever de data bijvoorbeeld is, de groter de verschillen zullen zijn tussen z-scores en boxplots.
Ook zijn de criteria niet helemaal hetzelfde. Een Z-waarde groter dan 3.29 (waarom 2.58?) komt overeen met een p-waarde van < .001. Dit is op zich ook maar een arbitraire keuze. Maar boxplots werken met interkwartielafstanden. SPSS maakt daar visueel een onderscheidt tussen rondjes (> 1.5 IQR) en sterretjes (> 3* IQR). Hoewel 3 keer interkwartielafstand in de buurt komt van een z > 3.29 criterium is het natuurlijk niet een-op-een hetzelfde.