Dit is een site voor studenten van de Open Universiteit. Voordat je een vraag kunt stellen moet je even een account aanmaken (dit systeem is niet gekoppeld aan je OU studentnummer en wachtwoord).

Welkom bij het vraag- en antwoord systeem van de onderzoeks-practica van de studie psychologie bij de Open Universiteit.

Houd er, als je een vraag stelt, rekening mee dat je de richtlijnen volgt!

0 leuk 0 niet-leuks

Ik worstel met het opstellen van hypothese en conceptueel model voor de eindopdracht longitudinaal onderzoek:

Ik zal eerst mijn hypotheses noemen en dan mijn vragen:

<!--[if !supportLists]-->1.      <!--[endif]--> De interventie ‘Positieve groepsvorming’ heeft in vergelijking met het antipestprogramma een gunstiger effect op de gevoelens van verbondenheid met de klas en dit effect neemt toe, naarmate de interventie langer duurt. 

<!--[if !supportLists]-->2.      <!--[endif]-->Wanneer kinderen gepest worden (primaire moderator), zal dit het gunstige effect van positieve groepsvorming op verbondenheid met de klas verkleinen. Dat is vooral aan de orde bij positieve groepsvorming en minder bij het anti-pestprogramma.

<!--[if !supportLists]-->3.      <!--[endif]-->De interventie positieve groepsvorming heeft een gunstig effect op de gevoelens van verbondenheid met de klas, en gepest worden kan dit effect verkleinen, maar dit effect is kleiner bij jongens dan bij meisjes (secundaire moderator). (is anders voor jongens dan voor meisjes?)

 

  1. Hoeveel hypotheses moet je opstellen
  2. Beide interventies vergelijken, of éé of ook controlegroep benoemen? 
  3. En zet je dan in het conceptueel model 1 predictor (interventie) of 2 predictoren (positieve groepsvorming EN antipestprogramma) of 3 (ook de controlegroep erbij)
  4. Moet je ook aparte effect moderator op afhankelijke variabele onderzoeken/benoemen? Dus: EN het effect van de interventies op de onafhankelijke variabele, EN het effect van de moderator (of je gepest wordt) EN het gecombineerde effect?
  5. Ontwikkeling in tijd onderzoeken over de verschillende meetmomenten (en dit effect neemt toe...) en moet dit ook in je hypothese en hoe zet ik dat dan in mijn conceptueel model?
  6. Ook verschillen testen per klas opnemen in hypothese en conceptueel model?
  7. Covariaat benoemen in hypotheses en conceptueel model (dus geslacht?) En hoe doe ik dat dan? Een aparte moderator die ingrijpt op het moderatieeffect van gepest worden?
Kortom: ik ben de weg kwijt en durf zonder goede hypothese en conceptueel model niet aan de analyses te beginnen...

in Longitudinaal Onderzoek (PB17x2) door (200 punten)

1 Antwoord

0 leuk 0 niet-leuks
Het is het meest handig om qua modelvorming in termen van variabelen te denken. Neem daarbij tevens de onderzoeksvragen goed door. Het gaat inderdaad om veranderingen in de tijd (tijd is dus een essentiële variabele), maar volgens de onderzoeksvraag gaat het om verschillen tussen drie condities (dat zijn de categorieën van één variabele). Hoe je modelleert is met de kennis opgedaan in het cursusmateriaal wel te achterhalen. Ik geef als laatste tip mee dat het zinvol is om plaatjes met gemiddelde modelscores te maken om de aard van de effecten te visualiseren.

Veel succes verder met de eindopdracht, Rolf
door (13.1k punten)
...