Het hangt er vanaf hoe je betrouwbaarheid definieert. Je kunt error definieren als het percentage meetfout. Als je error zo definieert, dan is de betrouwbaarheid het percentage van de variantie dat geen meetfout is, oftewel, het percentage verklaarde variantie, oftwel, $r^2$. Als je dan een correlatie tussen twee parallelle meetinstrument vindt van $r=.8$, dan betekent dat dat beide meetinstrumenten ongeveer $r^2=.8^2=.64$ van hun variantie delen (oftewel 64%). Je kunt dus uit de ene meting 64% van de andere voorspellen. Dat betekent dat er 36% "unaccounted for" is: meetfout of ruis.
Maar, hoewel dit een intuitieve definities is, kun je betrouwbaarheid ook definieren als precies die correlatie tussen beide instrumenten. Deze definitie heeft dan weer het voordeel dat hij consistent is met de interpretatie van interne consistentie als betrouwbaarheid.