Altijd kijken naar wat er getoetst wordt. Dan is het antwoord eigenlijk best logisch.
De vraag begint met wat je wilt weten:
wil je weten of je variabele (x) een voorspeller is voor y, dan wil je weten of er een vervand is tussen een betrokken variabele en y. Van correlaties weten we dat een verband van 0 betekent dat er geen verband is. Middels een t-toets wordt daarom getoetst of het verband van x op y gelijk is aan nul. Daar kijken we naar de bijbehorende p-waarde voor.
Het interval (constante) is zelden interessant. Het interval is het snijpunt met de y-as; en hier wordt enkel getoetst of de waarde van y bij x=0 hoger of gelijk is aan nul.
Kort antwoord: 99% van de tijd negeer je de p-waarde van het intercept (constant). Het interval (de B) is wel van belang wanneer regressievergelijkingen worden opgesteld, en/of wanneer je de vergelijking wilt gebruiken om voorspellingen mee te doen. Het betreft enkel de p-waarde van de constant die zelden interessant is