67. Een groep onderzoekers doet een studie naar de invloed van het dragen van mondkapjes op het gevoel van sociale verbondenheid. Ze doen een experiment waarin deelnemers in virtual reality over een plein lopen waar ze andere mensen tegenkomen. Er zijn drie condities. In de controleconditie draagt niemand een mondkapje; in de tweede conditie draagt de helft van de mensen die deelnemers tegenkomen een mondkapje, en in de laatste conditie dragen alle mensen die deelnemers tegenkomen een mondkapje. Vervolgens wordt de ervaren sociale verbondenheid gemeten. De onderzoekers analyseren de resultaten en vinden F[2, 143] = 3.01, p = .052, omega2 = [0; 0.111].
Welke stelling is juist?
a. Het lijkt erop dat de groepen gelijke gemiddelden hebben in de populatie. b. Het lijkt erop dat de groepen ongelijke gemiddelden hebben in de populatie.
Met welke waarden dien ik hier rekening te houden om te bepalen of er gelijke of ongelijke gemiddelden zijn in de populatie?