Alleen antwoord b is correct. Een betrouwbaarheidsinterval geeft een schatting van wat een bepaalde waarde uit een steekproef waarschijnlijk zal zijn in de populatie. Hoe smaller een betrouwbaarheidsinterval, hoe accurater en hoe zinvoller. Dit is afhankelijk van een aantal factoren, zoals bijv. de grootte van de steekproef. Hoe groter je steekproef, hoe smaller je BI vanzelf wordt (en andersom).
Maar hoe breed een BI is hangt ook samen met de betrouwbaarheid. Dat is iets anders dan de accuraatheid. Bijv. een 95% BI is breder dan een 90% BI, breder omdat het met meer zekerheid moet kunnen voorspellen. Het is dus betrouwbaarder dan een 90% BI, maar dus ook breder.