Dichotome variabelen zijn een apart geval :-)
Ze zijn namelijk als interval-variabelen te zien; het interval tussen elke opeenvolgende meetwaarde is immers steeds even groot.
Nog even een mini-recap:
1) Er zijn de nominale, ordinale, en kardinale meetniveau's:
2) Nominaal en ordinaal heten ook wel 'categorisch';
3) Kardinale meetniveau's heten ook wel continue meetniveau's en zijn het interval- en rationiveau;
4) Nominaal betekent dat je de verschillende meetwaarden niet ten opzichte van elkaar kunt ordenen (in 1 dimensie), zoals oogkleur of regio;
5) Ordinaal betekent dat je de meetwaarden wel kunt ordenen maar dat de afstand tussen opeenvolgende meetwaarden onbekend of ongelijk is, waardoor je er niet mee kunt rekenen;
6) Interval betekent dat de afstand tussen opeenvolgende meetwaarden (i.e. die intervallen) altijd even groot (en bekend) zijn;
7) ratio betekent dat er een nulpunt is; dit is complexer, en het onderscheid van intervalvariabelen is for all practical purposes in het kader van ons curriculum irrelevant;
8) dichotome variabelen kun je als nominaal, ordinaal, of interval zien; omdat er maar 1 interval tussen meetwaarden is (want dichotoom betekent dat er maar 2 meetwaarden zijn in totaal), zijn er geen verschillende intervallen.
Dus met dichotome variabelen kun je wel rekenen.
Als je een dichotome variabele dummy-codeert (i.e. als 0 vs 1, of -.5 vs .5, of 1 vs 2 representeert) kies je zelf welke getallen je gebruikt. Je kunt dus kiezen of je 0 vs 1 of -.5 vs .5 gebruikt.