Dit is een site voor studenten van de Open Universiteit. Voordat je een vraag kunt stellen moet je even een account aanmaken (dit systeem is niet gekoppeld aan je OU studentnummer en wachtwoord).

Welkom bij het vraag- en antwoord systeem van de onderzoeks-practica van de studie psychologie bij de Open Universiteit.

Houd er, als je een vraag stelt, rekening mee dat je de richtlijnen volgt!

1 leuk 0 niet-leuks
Wat me opvalt bij de opdrachten over de hechtingstheorie is dat theoretisch wordt verondersteld dat de vier hechtingsstijlen in wezen verschillen op twee dimensies. 'Zelfbeeld' en 'beeld van anderen'. Men zou kunnen redeneren dat wanneer men alleen die twee dimensies meet en op basis van die scores mensen indeeld in de vier hechtingsstijlen. in plaats daarvan worden aparte items genomen per hechtingsstijl. Men zou ook kunnen redeneren dat de items bipolair zijn. Een voorbeeld illustreert dit. Wanneer iemand op een vraag over de veilige hechting bijvoorbeeld een lage score geeft op zelfbeeld, dit antwoord kunnen interpreteren als dat die persoon kwalificeert voor de twee hechtingsstijlen die gekenmerkt worden door een laag zelfbeeld. De score op het beeld over anderen zou dan uitsluitsel kunnen geven welke hechtingsstijl men dan valt: gepreoccupeerd of angstig. M.a.w. de schalen zouden als bipolaire uitertersten kunnen worden opgevat. Waarom is dit niet het geval en hoe maak je je keuzes ten aanzien van dit soort vragen?
in Cross-sectioneel Onderzoek (OCO, PB08x2) door (1.1k punten)
bewerkt door

2 Antwoorden

1 leuk 0 niet-leuks

Goede vraag. Rolf van Geel, de examinator van Psychologisch Survey, zit veel meer in deze stof dan ik, dus ik zal hem deze vraag zo doorsturen, wellicht wil hij ook een antwoord toevoegen.

Voor zover ik het begrijp is bij hechting een hoop onderzoek gedaan naar of categorieen wel bestaan, en begint het er op te lijken dat die niet bestaan; dat ze inderdaad sterke versimpelingen zijn van twee onderliggende continue schalen.

Je indruk klopt dus, volgens mij!

Mijn persoonlijke visie is dat categorieen sowieso bijna nooit bestaan. Ik ken geen enkele variabele die uit discontinue categorieen bestaat. Zelfs geslacht niet - binnen de psychologie is bijvoorbeeld iemands biologische geslacht vaak niet interessant (en zelfs met betrekking tot biologisch geslacht bestaan tussenvormen waardoor niet van een clean cut tussen twee categorieen gesproken kan worden). Vanuit psychologisch oogpunt is bijvoorbeeld 'gender' interessant - de mate waarin iemand zich mannelijk of vrouwelijk voelt, een continue variabele (en zelfs dat is eigenlijk al een versimpeling).

Opleidingsniveau wordt meestal gebruikt als proxy voor sociaal-economische status of intelligentie/cognitieve capaciteit - beide continue schalen.

En er is inmiddels heel veel evidentie dat je eigenlijk bijna nooit continue schalen mag indelen in categorieen (zie http://oupsy.nl/help/222/mijn-schaal-dichotomiseren-wat-een-goede-cut-off-grenswaarde).

Ik heb het vermoeden dat veel mensen makkelijker redeneren in termen van discontinue categorien ("in hokjes plaatsen") dan in termen van continue schalen, met gemiddelden en varianties. Dit is denk ik de reden dat categorien en indelingen toch de kop blijven opsteken, zelfs in psychologische wetenschappelijke theorieen. Maar dit is een vrij persoonlijke opvatting denk ik :-)

door (77.8k punten)
1 leuk 0 niet-leuks
Je hoopt als onderzoeker dat de data duidelijk aangeven of je te maken hebt met één bipolaire schaal of twee (onafhankelijk of gecorreleerde) factoren. In de bron over factor-analyse kun je lezen dat dat soms niet eenvoudig is.

Neem het voorbeeld over positieve en negatieve gevoelens. Deze kun je opvatten als bipolaire schaal. Maar depressie wordt gekenmerkt door afwezigheid van positieve gevoelens en angst meer door aanwezigheid van negatieve gevoelens. Dat kan dan een reden zijn  om toch twee aparte schalen te maken (denk aan de PANAS).

Overigens kun je op basis van meerdere dimensies (geforceerd) cases toewijzen tot één van de hechtingsprototypen (denk aan clusteranalyse). Dat kan een methodologsche keuze zijn, maar je hebt  binnen elk cluster altijd variatie. Ik spreek het liefst over een twee-dimensioneel model waarin je heterogene clusters kunt zien.
door (13.1k punten)
...