Het antwoord dat Rogatio geeft bevestigt dat een OR van .5 en een OR van 2 even sterk zijn. Ik zal ook even toevoegen waarom dat zo is.
Een odds ratio is een ratio. Een ratio van 1 op 1 (dus, 1/1 = 1) geeft aan dat er precies evenveel is van het een als van het ander.
Als we hetgene boven de streep laten toenemen, wordt de ratio steeds groter: 2/1 = 2, 3/1 = 3, etc.
Als we in plaats daarvan hetgene onder de streep laten toenemen, wordt de ratio steeds kleiner: 1/2 = .5, 1/3 = .3333.
Als die 'disbalans' tussen de twee onderdelen in de ratio groter wordt, dan wordt de ratio dus steeds groter als het grootste onderdeel boven de streep staat. Als het grootste onderdeel onder de streep staat, wordt de ratio wel kleiner, maar met veel kleinere stapjes. Sterker nog, waar je de ratio ook door deelt, je kunt nooit een kleiner getal krijgen dan 0.
Een OR van 1 drukt dus 'geen verband' (of 'geen effect') uit. Een OR van 0 zou een 'oneindig sterk verband' naar de ene kant uitdrukken, terwijl de OR die een 'oneindig sterk verband' naar de andere kant uitdrukt, juist oneindig groot zou zijn.
De OR is dus niet gebalanceerd: hij loopt van 0 tot 1 voor negatieve verbanden, en van 1 naar oneindig voor positieve verbanden.
Je kunt de OR voor een verband vertalen naar wat die OR geweest zou zijn als je de teller en de nummer in de ratio had omgedraaid (oftewel, je kunt de OR voor een negatief verband vertalen naar de OR voor een positief verband en vice versa). Dit doe je door de zogenaamde reciproke van de OR te nemen: je deelt 1 door de OR. 1/2 = .5, en 1/.5 = 2.
Dit truukje is vooral handig als je je te laat realiseert dat je de verkeerde groepen in de bovenste en onderste rijen hebt gezet; hiermee kun je snel de berekende OR 'omdraaien'.