De Q-Q plots bevatten gestandaardiseerde datapunten. Om individuen terug te vinden zou je dus de datareeks moeten standaardiseren (i.e. omrekenen in z-scores). Echter, je hoeft hier geen individuen te vinden; je gebruikt de Q-Q plots meestal alleen om te verifieren dat alle stipjes ongeveer op de diagonale lijn liggen. Als de stipjes op de diagonale lijn liggen, weet je dat de data ongeveer normaal zijn verdeeld. Als de stipjes afwijken, dan is die datareeks in je steekproef niet normaal verdeeld. Dit is meestal niet erg, maar als de afwijking erg extreem is (dit bepaal je door tegelijkertijd naar je histogram, boxplot, en de beschrijvingswaarden te kijken) kan het je analyses beinvloedden. In zo'n geval moet je de hulp van een statisticus inroepen. Echter, dan moeten de afwijkingen wel heel extreem zijn; zoals in thema 2 wordt besproken heb je met enkele tientallen deelnemers al zoveel datapunten dat de centrale limietstelling garandeert dat je steekproevenverdeling van het gemiddelde toch normaal is verdeeld.