De definitie die je noemt is te eng. Een operationalisatie hoeft niet per se in een survey gebruikt te kunnen worden. Er zijn twee typen operationalisaties: meetinstrumenten en manipulaties. De meetinstrumenten kunnen vragenlijsten zijn, maar ook computertaakjes of protocollen om video's te scoren.
Operationalisaties zijn in de eerste plaats de link tussen een theoretisch construct en de realiteit.
In een theorie definieer je een construct, een psychologische variabele (meestal meerdere). Elk van die variabelen heeft dus een definitie, en die definitie omschrijft precies wat de variabele wel niet is (als dat niet zo is, dan is het geen goede theorie. De meeste theorieen doen dit fout, jammer genoeg. Het is ook eng als theorie-ontwikkelaar: je wordt door een goede definitie falsifieerbaar).
Die definitie maakt het mogelijk om, met een serie kwalitatieve en kwantitatieve studies, operationalisaties te ontwikkelen. Die operationalisaties bestaan meestal uit stimuli, en soms ook uit een manier om gedrag te registreren. Operationalisaties die omschrijven hoe gedrag kan worden geregistreerd heten meetinstrumenten. Operationalisaties die uitsluitend uit stimuli bestaan heten manipulaties.
Een behandeling bij de psycholoog is een manipulatie. Een interventie om condoomgebruik te bevorderen is een manipulatie. Een email van het management waarin medewerkers worden gewezen op de kerstborrel is een manipulatie.
Een IQ-test is een meetinstrument. Een vragenlijst om sociale isolatie te meten is een meetinstrument. Een stroop-taak is een meetinstrument. Een tentamen voor IDA is een meetinstrument.
Overigens is het meeste HBO-onderzoek dat ik tegenkom geen wetenschappelijk onderzoek. Het is juist heel toegepast onderzoek, waarbij bijvoorbeeld binnen de context van een bedrijf wordt gekeken hoe werknemers tegenover een bepaalde innovatie staan, of waarbij in een school wordt gekeken hoe acceptabel een onderwijsmethode is voor docenten. Het doel is niet wetenschappelijke kennis te verwerven, maar een specifiek probleem op te lossen in een specifieke situatie.
Omdat je doel zo radicaal verschilt, zijn de 'spelregels' voor dat soort onderzoek ook verschillend. Omdat IDA een wetenschappelijke opleiding is, komt dit hier niet aan bod, maar mocht bij jullie opleiding dergelijk toegepast onderzoek ook veel voorkomen, dan kan het verstandig zijn je daar in te verdiepen.
Want, als je dat soort toegepast onderzoek doet in een gekaderde context, dan is het meestal uberhaupt niet mogelijk om wetenschappelijk onderzoek te doen. Je kunt meestal simpelweg niet voldoen aan de randvoorwaarden zoals aselecte steekproeven en voldoende deelnemers werven om uitspraken te mogen doen. Dat is niet erg, want je wil vaak ook geen uitspraken doen die generaliseren naar een bredere populatie; als je wil weten hoe docenten in school X staan tegenover een onderwijsmethode, dan hoef je meestal niet te generaliseren naar alle docenten. Dat je dat niet kunt als je slechte enkele (of één) scholen onderzoekt is dus niet erg.
Maar, veel van wat je leert in de cursus IDA en de vervolgcursussen is niet van toepassing op dat soort sterk ingekaderd (heel toegepast, niet wetenschappelijk) onderzoek. Dus hou dat in je achterhoofd: de onderzoekspractica bij psychologie en onderwijswetenschappen leren je hoe je wetenschappelijk onderzoek doet. Ze leren je niet over al het onderzoek, en dus niet over niet-wetenschappelijk onderzoek waarbij je de situatie in één context, met een kleine, afgebakende populatie, en zonder de intentie om te generaliseren naar andere contexten.
Ik weet niet of dit van toepassing is in jouw geval (alleen dat het vaak van toepassing is op HBO's), maar ik dacht, ik geef dit gelijk even mee als tip :-)