Het tentamen bestaat uit vragen over de theorie en vragen over de tentamencasus. Aan de hand van de tentamencasus maak je opdrachten (zie de voorbeeldcasus in thema 8), en de output van die opdrachten neem je mee naar het tentamen. De vragen over de casus gaan over de analyses die je hebt gedaan en over de uitkomsten (die output die je meeneemt). De output moet je achterlaten bij het tentamen, trouwens (dit om te voorkomen dat er vragen van het tentamen mee naar buiten worden gesmokkeld). Het tentamen bestaat in totaal overigens uit 80 tweekeuze vragen.