Dit is een site voor studenten van de Open Universiteit. Voordat je een vraag kunt stellen moet je even een account aanmaken (dit systeem is niet gekoppeld aan je OU studentnummer en wachtwoord).

Welkom bij het vraag- en antwoord systeem van de onderzoeks-practica van de studie psychologie bij de Open Universiteit.

Houd er, als je een vraag stelt, rekening mee dat je de richtlijnen volgt!

0 leuk 0 niet-leuks

Ik plaatste hieronder de vragen en antwoorden waarvoor ik op basis van de cursus toch twijfel aan de antwoordsleutel. Indien het niet om fouten in de antwoordsleutel zou gaan, kan u dan verklaren waarom het antwoord uit de antwoordsleutel correct is?

Oefententamen 1

1.1 Welke van deze twee is een van de vijf fasen in de onderzoekscyclus?

a een studie ontwerpen

b een artikel indienen bij een journal

In de antwoordsleutel staat antwoord b, maar in de cursus vind ik toch antwoord a terug als fase van een onderzoekscycus.

7.1 Er vindt een onderzoek plaats naar de samenhang tussen sporten en televisiekijken in mensen in de leeftijd van 25 tot 45 jaar door een student verbonden aan de OU. Hij vraagt medestudenten om als proefpersoon deel te nemen.is sprake van

a multi-level steekproef.

b convenience sampling.

In de antwoordsleutel staat antwoord a, maar vanuit de cursusinhoud lijkt antwoord b me toch het juiste antwoord.

44.1 Een onderzoeker vindt twee correlaties; de ene is -.11 en de andere is .39.

Kan de onderzoeker concluderen dat in deze populatie de eerste correlatie kleiner is dan de tweede?

a Ja, op basis van die correlaties kan de onderzoeker die conclusie trekken.

b Nee, op basis van die puntschattingen kan de onderzoeker die conclusie niet trekken.

In de antwoordsleutel staat antwoord a, maar in de cursus staat dat je op basis van puntschattingen geen conclusies mag trekken.

48.1 Een onderzoeker doet een studie met een power van 1%.

Wat is de kans op een Type-2 fout?

a 1%

b 99%

In de antwoordsleutel staat antwoord a, maar als ik me baseer op de cursus lijkt me antwoord a correct.

52.1 Twee onderzoekers doen elk een studie, beiden met een alpha van 5%. De eerste onderzoeker berekent één p-waarde. De tweede onderzoeker berekent twee p-waarden.

Voor welke onderzoeker is de kans op een type 1-fout het grootst?

a voor de eerste onderzoeker

b voor de tweede onderzoeker

In de antwoordsleutel staat antwoord a, maar als ik me baseer op de cursus lijkt me antwoord b correct.

58.1 Een onderzoekster vindt een correlatie tussen twee variabelen, schoolprestaties en eigen-effectiviteit, van .1.

Hoeveel variatie verklaart eigen-effectiviteit van schoolprestaties?

a 90%

b 1%

In de antwoordsleutel staat antwoord a, maar als ik me baseer op de cursus lijkt me 10% het juiste antwoord te zijn (wat echter niet bij de mogelijkheden staat).

Oefententamen 2

44.1 Een onderzoeker vindt twee correlaties; de ene is -.12 en de andere is .38.

Kan de onderzoeker concluderen dat in deze populatie de eerste correlatie kleiner is dan de tweede?

a Ja, op basis van die correlaties kan de onderzoeker die conclusie trekken.

b Nee, op basis van die puntschattingen kan de onderzoeker die conclusie niet trekken.

In de antwoordsleutel staat antwoord a, maar in de cursus staat dat je op basis van puntschattingen geen conclusies mag trekken.

48.1 Een onderzoeker doet een studie met een power van 5%.

Wat is de kans op een Type-2 fout?

a 95%

b 5%

In de antwoordsleutel staat antwoord b, maar als ik me baseer op de cursus lijkt me antwoord a correct.

52.1 Twee onderzoekers doen elk een studie, beiden met een alpha van 5%. De eerste onderzoeker berekent één p-waarde. De tweede onderzoeker berekent drie p-waarden.

Voor welke onderzoeker is de kans op een type 1-fout het grootst?

a voor de tweede onderzoeker

b voor de eerste onderzoeker

In de antwoordsleutel staat antwoord b, maar als ik me baseer op de cursus lijkt me antwoord a correct.

63.1 In een studie met 200 deelnemers wordt Neiging tot Nadenken vergeleken voor mensen die aan de OU studeren en mensen die niet aan de OU studeren. Er wordt een verschil tussen de gemiddelden gevonden van -1.19 (95% betrouwbaarheidsinterval [-2.18; -0.2]).

Is het, op basis van deze gegevens, plausibel dat de gemiddelden in de populatie verschillen?

a Nee, op basis van deze gegevens lijkt het plausibel dat de gemiddelden in de populatie hetzelfde zijn.

b Ja, op basis van deze gegevens lijkt het plausibel dat de gemiddelden in de populatie verschillen.

In de antwoordsleutel staat antwoord a, maar het betrouwbaarheidsinterval van 95% bevat of overschrijdt de waarde nul niet. Mij lijkt het dan toch plausibel dat de gemiddelden in de populatie verschillen.

in Inleiding Onderzoek (OIO, PB02x2; was Inleiding Data Analyse, IDA) door (410 punten)

2 Antwoorden

1 leuk 0 niet-leuks
 
Beste antwoord
De antwoordsleutel klopte inderdaad niet. Ik heb de vragen en de antwoordsleutels opnieuw gegenereerd en deze clusters weer gecheckt. Nu kloppen ze wel - ik heb de oefentoetsen en antwoordsleutels dus weer toegankelijk gemaakt. Sorry voor de fout (ik probeer nog uit te vinden wat er nu eigenlijk is gebeurd), en bedankt voor de melding!
door (77.8k punten)
geselecteerd door
0 leuk 0 niet-leuks
Dat zijn veel vragen. Ik reageer even op de vragen rondom power en type-2 fouten. In de cursus staat genoemd dat power en de type-2 fout complementair zijn. De gegeven antwoorden kloppen, volgens mij, wel.
door (7.5k punten)
Voor zover ik kon zien lijkt het er op dat er een verkeerde antwoordsleutel bij staat. Ik controleer dit even (ook wat er fout ging) en heb de oefententamens in de tussentijd offline gehaald. Als ik heb uitgevonden wat er is gebeurd (en het heb opgelost) kom ik bij jullie terug.
...