Ik denk dat je een denkfout maakt.
Als een variabele een categorische meetniveau heeft (dus nominaal of ordinaal), dan geldt dat de meetwaarden de categorieen zijn. Mogelijke meetwaarden voor opleidingsniveau zijn bijvoorbeeld 'laag', 'middel', en 'hoog', en mogelijke meetwaarden voor oogkleur zijn bijvoorbeeld 'blauw', 'groen', en 'bruin'. Die meetwaarden zijn categorieen. Als je een frequentietabel besteld, krijg je de frequenties per categorie (oftewel, per meetwaarde).
Bij een intervalvariabele zijn de mogelijke meetwaarden bijvoorbeeld 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, en 10. Het is hier niet zinvol om een frequentietabel te bestellen, maar dat kun je wel doen. Je krijgt dan weer de frequenties per meetwaarde.
Dus, bij een categorische variabele kun je de meetwaarden ook categorieen noemen. Bij een intervalvariabele corresponderen de meetwaarden niet met categorieen (hoewel je die er op zou kunnen plakken: je zou bij het cijfer voor een cursus bijvoorbeeld een 1 de naam 'uitzonderlijk slecht' kunnen geven, en een 10 de naam 'perfect': dan zou je over de cijfers kunnen spreken met die kwalitatieve labels. De variabele zou nog steeds het intervalniveau hebben, maar je zou de meetwaarden dan categorieen kunnen noemen. Dat zou erg verwarrend zijn, maar zou je kunnen doen.
Verheldert dit het?