Wel - het is belangrijk om je te realiseren dat factorladingen uit je steekproef worden berekend, maar dat je met je studie wil generaliseren naar de populatie. Je kunt dus betrouwbaarheidsintervallen uitrekenen voor de factorladingen. Je moet dus heel terughoudend zijn met conclusies op basis van puntschattingen!
Een harde grens voor factorladingen of kruisladingen is daarom ook niet goed te verdedigen.
Hier komt nog bij dat psychologische constructen niet echt 'bestaan' als afgebakende psychologische 'modulaire' variabelen (zie voor details http://pragmaticnihilism.com). Dus een item dat op twee schalen laadt kan in theorie belangrijk zijn voor een van de twee schalen; je maakt die schaal msch minder valide door het item te verwijderen. Je constructen kunnen immers samenhangen, en dat item kan die samenhang sterker dekken dan de factoren.
Of een lading positief of negatief is maakt niet uit; als je het item zou spiegelen, zou hij omgekeerd laden. Dus, het gaat om de afstand vanaf 0; dat bepaald hoe sterk een item op een factor laadt.
Dus ik zou zeggen:
- Erken dat factor-analyse, en uberhaupt het verifieren van schaal kwalitateit (validiteit & betrouwbaarheid) een subjectief proces is. Neem dus die verantwoordelijkheid, en probeer die moeilijke subjectieve keuzes niet 'uit te besteden' aan de schijnzekerheid van een kwantitatieve grens zoals een factorlading van > .3.
- Gebruik meerdere bronnen, zoals de letterlijke tekst van het item en de vraagstelling, scatterplots van de verbanden tussen je items (zie die artikelen hierboven), correlaties, en de verdelingsvormen van de items.
- Onderbouw je keuzes goed in een document dat je als 'supplementary materials' (of appendix) meepubliceert.