Uitstekend gespot!
De richting die correct is, hangt af van of de operationalisatie een meting of een manipulatie betreft.
In het eerste voorbeeld verbeeldt het meetmodel een operationalisatie die een meetinstrument is. De vragen in de vragenlijst (de items) worden aan de deelnemers gesteld; de deelnemers geven een antwoord; en dat antwoord wordt verwerkt en omgezet in een getal dat vervolgens hun score op de betreffende meting/vraag/item representeert.
Die score (dat getal dus) wordt bepaald door het theoretisch construct dat wordt gemeten. Oftewel, het antwoord dat mensen geven op de vraag "lui, gemakzuchtig" wordt bepaald door hoe conscientious mensen zijn. Daarom loopt er een pijltje van het theoretische construct (de 'latente variabele') naar de meting van die variabele (de 'indicator', of 'manifeste variabele', of het item, of de vraag). Dit pijltje drukt de theoretische aanname uit dat de scores van de deelnemers op de items worden bepaald door hun score op de onderliggende psychologische variabele. Onder die aanname (en met nog wat andere aannames) is het mogelijk om de scores op meerdere items, die allemaal datzelfde construct meten, te middelen.
In het tweede voorbeeld verbeeldt het meetmodel een operationalisatie die een manipulatie is. Die manipulatie (het BPS schrijftaakje) beinvloedt het psychologische construct. Hier loopt de causaliteit (de theoretisch veronderstelde causaliteit) dus van de operationalisatie (de manipulatie in dit geval) naar het construct (naar de latente variabele).