Ik heb dat tentamen er hier niet bij - maar een correlatie van .72 zou je inderdaad als sterk positief classificeren.
Maar :-)
Misschien is deze omgerekend van een Cohen's $d$?
Als je Cohen's $d$, de effectgrootte voor het verband tussen een dichotome en een intervalvariabele, omrekent naar de correlatiecoëfficiënt $r$, de effectgrootte voor het verband tussen twee intervalvariabelen, dan kunnen er inconsistenties optreden (zie ook http://oupsy.nl/help/3709/waaruit-opmaak-altijd-effectgrootte-kiezen-effectgrootes).
Een tweede nuance is dat je eigenlijk nooit op basis van puntschattingen van effectgrootten uitspraken moet doen over hoe sterk een verband is. Dit komt omdat de steekproevenverdelingen van effectgrootten erg breed is, vooral van Cohen's $d$. Tenzij je duizend deelnemers hebt, kan de puntschatting van je effectgrootte in een volgende studie zomaar tienden punten hoger of lager uitkomen (bij dezelfde populatiewaarde).
Je wil dus eigenlijk uitspraken op basis van puntschattingen voorkomen, en in plaats daarvan dergelijke uitspraken baseren op betrouwbaarheidsintervallen.
Maar, ik denk dat niet dat het punt van deze oefening is. Ik denk dat dit een foutje is, en dat er twee mogelijkheden zijn voor wat er fout gaat: ofwel iemand was in de war en paste in dit item per ongeluk de criteria voor $d$ toe (een zwak verband bij $> .2$, een middelsterk verband bij $> .5$, en pas een sterk verband bij $> .8$), ofwel dit betreft een $r$ die is omgerekend van een $d$.
Oh, nee, wacht - die laatste kan niet, want:
> convert.r.to.d(r=.72)
[1] 2.075006
Dus ik denk dat er iemand in de war was. Ik zal dit aan de examinatoren voorleggen.
EDIT:
Ik heb de examenvraag er even bijgezocht. Daar wordt gesproken van een t-waarde van 4.4 met 18 vrijheidsgraden:
> convert.t.to.d(t = 4.4, df=18)
[1] 1.96774
Als we dit vertalen naar een correlatie, krijgen we:
> convert.d.to.r(convert.t.to.d(t = 4.4, df=18))
[1] 0.7013344
Dus, hier klopt hoe dan ook iets niet: die $r$ kan gewoon niet.
En het effect ($t = 4.4$ bij $df = 18$) is hoe je het ook wendt of keert een sterk effect.
Overigens kloppen de antwoordopties hier niet lijkt het: er wordt gesproken van gemiddelde en substantiele effectgrootten, maar 'substantieel' is geen gangbare term voor effectgrootten. Dat is zwak/klein, middelsterk/middelgroot, en sterk/groot (en dan evt nog heel sterk/heel groot).
Dit lijkt dus inderdaad een fout in het item. Ik koppel dit dus terug naar de examinatoren!