Dit is een site voor studenten van de Open Universiteit. Voordat je een vraag kunt stellen moet je even een account aanmaken (dit systeem is niet gekoppeld aan je OU studentnummer en wachtwoord).

Welkom bij het vraag- en antwoord systeem van de onderzoeks-practica van de studie psychologie bij de Open Universiteit.

Houd er, als je een vraag stelt, rekening mee dat je de richtlijnen volgt!

0 leuk 0 niet-leuks
Aan de ene kant is randomisatie niet uitgevoerd om tot equivalente groepen te komen, maar aan de andere kant wordt er geprobeerd om groepen samen te stellen die verschillen op 1 variabele. Is het mogelijk dat er twee equivalente groepen kunnen voorkomen in een quasi-experiment?
in Methodologie door (1.4k punten)

1 Antwoord

0 leuk 0 niet-leuks
 
Beste antwoord

Ja, natuurlijk. Net als dat het mogelijk is dat de groepen in een experiment niet equivalent zijn. Als je twee mensen neemt, en je deelt ze willekeurig in in twee groepen, dan weet je zeker dat je geen equivalente groepen hebt. Als je vier mensen neemt is die kans ook klein (maar iets groter). Pas bij heel veel deelnemers heb je voldoende mensen dat je aannemelijk wordt dat de groepen equivalent zijn. Randomisatie is geen magie, jammer genoeg: het blijft kansrekening, en hoewel randomisatie als proces onfeilbaar is (per definitie), kunnen de groepen in een specifieke toepassing nog fors verschillen, vooral als het kleine groepen zijn.

Bij een quasi-experiment kun je, als je goed matcht, de groepen op de variabelen waarop je matcht gegarandeerd gelijk krijgen. Zo lang er geen confounders zijn die om de een of andere reden dan precies ongebalanceerd raken (en ik zou niet weten hoe dat kan) is er geen reden om aan te nemen dat de groepen niet equivalent zijn. Maar dat geldt natuurlijk alleen als je een quasi-experiment doet waarbij je de groepen helemaal zelf samenstelt, dus als alleen het ontbreken van randomiseren het verschil is met een puur experiment.

Als je een quasi-experiment doet waarbij de groepen worden bepaald door een gemeten variabele, bijvoorbeeld geslacht, leeftijd, extraversie, etc, dan gaat dit niet langer op. De groepen kunnen dan equivalent zijn voor wat betreft alle andere variabelen, maar je weet niet of dat zo is. Belangrijke confounders kunnen samenhangen met je selectievariabelen (e.g. geslacht of extraversie), en dat bedreigt de validiteit van je studie.

Als je dus gedwongen wordt om een quasi-experimentele opzet te gebruiken waarbij groepslidmaatschap wordt bepaald door een variabele die je meet, dan kun je nooit uitsluiten of een verschil dat je meet op de afhankelijke variabele (of een verschil in de verschilscore van die afhankelijke variabele tussen de nameting en de voormeting) niet komt door een interactie van je manipulatie met zo'n confounder.

door (77.8k punten)
geselecteerd door
...