In oefententamen 2, staat bij vraag 6 het volgende: Een variabele kan drie mogelijke waarden aannemen. Wat is dan bekend over het meetniveau van deze variabele?
Volgens de antwoordtabel is het juiste antwoord b) b. Waarschijnlijk nominaal of ordinaal
Maar naar mijn idee zou antwoord c) het meest juiste antwoord moeten zijn: c. Waarschijnlijk ordinaal of interval
Wat zie ik hier over het hoofd?