Allereerst lijkt het alsof de vraag waaraan ik deze vraag heb gekoppeld ten onrechte is gecategoriseerd onder IDA terwijl het m.i. EO moet zijn (bij IDA gaat het niet over interactie-effecten en zeker niet in vraag 18 van de proeftentamens, terwijl dat bij EO wel het geval is).
Nu de eigenlijke vraag. In de figuur worden twee separate lijnen (voor vrouw resp. man) getoond over drie condities (op de x-as) met de wiskundescore op de y-as. De vraag is, wat hieruit geconcludeerd kan worden.
In overeenstemming met de opmerking van Ron Pat-El lijkt mij dat de figuur twee hoofdeffecten toont en één interactie-effect. Dat is antwoord d.
De eerste vraag is, waarom dan toch volgens de antwoordsleutel antwoord c. (Er is een hoofdeffect en een interactie-effect) juist zou zijn?
Verder zou ik menen dat altijd als er in een dergelijke figuur 2 lijnen te zien zijn, er sprake van is dat 2 hoofdeffecten worden getoond (nl. één hoofdeffect door de separate lijnen en een ander hoofdeffect door de variabelen (vaak condities/niveaus van een experimentele manipulatie) op de x-as) en dat het niet uitmaakt of die hoofdeffecten al dan niet significant van elkaar verschillen. M.a.w. zelfs als de lijnen op elkaar liggen, geeft de figuur informatie over twee hoofdeffecten en worden dus twee hoofdeffecten getoond. Eens?
Voor het interactie-effect lijkt mij dat ook dat altijd wordt getoond, zelfs indien de 2 lijnen volledig parallel lopen. Ook in dat geval geeft een dergelijke figuur immers informatie over het interactie-effect weer, al is het zo dat dit interactie-effect bij parallelle lijnen gelijk aan nul is. Eens?