Dit gaat buiten de examenstof, maar ik zal het toch kort even uitleggen. Als je R opent kun je 'meewerken'.
We genereren een random reeks uit de normaalverdeling van 5 cijfers:
set.seed(1);
(x<-rnorm(5));
[1] -0.6264538 0.1836433 -0.8356286 1.5952808 0.3295078
ggqq(x);

De geobserveerde kwantielen zijn gewoon de waarden die we vonden. Dit kun je zien door een lijn toe te voegen voor het eerste datapunt:
ggqq(x) + geom_hline(yintercept=x[1])

(de x en y-as zijn omgewisseld om de default bij ggqq is om de geobserveerde kwantielen op de X-as te plotten; daarom geeft 'hline' een verticale lijn; de x-as is de y-as)
Op de y-as staat de waarde die je zou verwachten als de verdeling precies normaal zou zijn geweest. Dit kun je zien door op de y-as een horizontale lijn toe te voegen op het gemiddelde:
ggqq(x)+ geom_hline(yintercept=x[1]) + geom_vline(xintercept=mean(x))

Als dit een perfecte normaalverdeling was geweest, dan had dat middelste datapunt de waarde van het gemiddelde gehad. Dan had hij dus gelegen waar de horizontale lijn de diagonale lijn kruist.
Je ziet zo duidelijk dat dat laatste punt (1.5952808) veel te hoog is in vergelijking met wat je zou verwachten volgens de normaalverdeling. Een punt dat op 1.5952808 ligt had verder naar links moeten liggen op de x-as. De andere punten liggen wel redelijk in de buurt van wat je zou verwachten op basis van de perfecte normaalverdeling.