Info:
Het design van de studie is een quasi-experiment tussen twee groepen (between subjects design) met pretest-posttest control (de tijd tussen voor- en nameting is 12 weken). De onafhankelijke variabele ‘conditie’ bestaat uit twee nominale niveaus (experimentele conditie en controle conditie). De afhankelijke variabele is ‘intrinsieke motivatie’ en deze is gemeten op intervalniveau met behulp van een vragenlijst (IMI-score).
In de experimentele groep vindt de manipulatie plaatst. Participanten in deze groep gaan gedurende 12 weken tijdens rekenlessen werken met een serious game. De participanten in de controle groep werken met de leermiddelen die ze altijd al hebben gebruikt. Hier verandert er dus niets,
De onderzoeksvraag is: Wat is het effect van Startrekenen 3D op de intrinsieke motivatie van leerlingen bij het vak rekenen in de tweede klas van het VMBO basis/kader? Hieruit volgt de hypothese: Het spelen van de serious game Startrekenen 3D, leidt tot een significante toename van intrinsieke motivatie voor het vak rekenen.
De vraag:
(optie 1) Kunnen we onze hypothese toetsten met behulp van een independent t-test? Er wordt getoetst of er een significante toename is tussen de gemiddelde verandering bij de experimentele conditie en de gemiddelde verandering bij de controle conditie. Door te kijken naar de gemiddelde waarden kan de richting worden aangegeven.
(optie 2) Een andere mogelijkheid die we besproken hebben is het uitvoeren van twee paired-samples t-tests. Is er een significant verschil tussen voor- en nameting bij de experimentele conditie en is er een significant verschil tussen voor- en nameting bij de controle conditie. Vervolgens kunnen we dan nog een independent t-test uitvoeren om te toetsen of er een significant verschil is tussen de gemiddelde waarden van beide groepen op de nameting.
Wij zouden kiezen voor de enkele independent t-test (optie 1) i.v.m. kanskapitalisatie. Maar klopt onze gedachtegang?