Ik snap je toelichting niet.
Ik snap dat je aan beide zijden moet kijken; aan de buitenzijdes van de grafiek. Ik snap dat die beide zijden samen de p-waarde vertegenwoordigen. Wat ik niet snap is hoe je volgens de tekst "aan de linkerzijde van 0,5" moet kijken bij fig 4.51 (en dus niet aan de rechterzijde...?; en dus moet kijken naar het deel tussen 0 en 0,5), dit moet verdubbelen en vervolgens de kans krijgt op "een correlatie zo extreem of extremer dan die 0.5 (in mijn ogen de rechterzijde van de grafiek; dus tussen 0,5 en 1).
Wat ik ook niet snap is hoe ik in de tekst de termen 'lager', 'kleiner' moet interpreteren versus de term 'extremer'. Extremer is in mijn ogen 'groter' (groter in negatieve zin en groter in positieve zin); meer gelegen naar de buitenzijde van de grafiek, bij correlatie richting 1 resp. -1. Kleiner (of lager) betekent in mijn ogen dichter naar 0.
Een correlatie van bijvoorbeeld -0,2 is in mijn ogen extremer en groter dan een correlatie van -0,07; immers verder van 0. Zo'n correlatie van -0,2 is in mijn ogen dus sterker dan -0,07 (alleen sterker negatief i.p.v. sterker positief). Zie fig. 4.5.2. Volgens de begeleidende tekst geldt voor het rode gedeelte van fig. 4.5.2 "Hier wordt het deel van de steekproevenverdeling voor r=0 en n=20 dat correspondeert met correlaties van -0,07 of kleiner getoond:" en verderop "Dat betekent dat 39% van de steekproeven van 20 deelnemers een correlatie van -0.07 of lager vinden, aangenomen dat de correlatie in de populatie 0 is."
Kun je dit nog verder toelichten hoe ik e.e.a. moet interpreteren.
groet Ilse