Dit is een site voor studenten van de Open Universiteit. Voordat je een vraag kunt stellen moet je even een account aanmaken (dit systeem is niet gekoppeld aan je OU studentnummer en wachtwoord).

Welkom bij het vraag- en antwoord systeem van de onderzoeks-practica van de studie psychologie bij de Open Universiteit.

Houd er, als je een vraag stelt, rekening mee dat je de richtlijnen volgt!

0 leuk 0 niet-leuks
In o.a. opdracht 3.1.3. worden subschalen berekend worden met compute. Dat doe ik en deze zie ik ook terugkomen in de variable view. So far so good. Maar eigenlijk weet ik niet wat ik aan het doen ben en wat ik vervolgens met deze subschalen kan/moet gaan doen. Is er iemand die mij dat kan uitleggen?

Groet,

Bettina
in Cross-sectioneel Onderzoek (OCO, PB08x2) door (210 punten)

3 Antwoorden

0 leuk 0 niet-leuks
Je berekent alleen subschalen als je theorie stelt dat de items niet een unitair construct meten, maar meerdere constructen - want je aggregeert items normaal per construct.

Je analyseert daarom per subschaal.

Soms kun je de subschalen ook aggregeren - dat totale aggregaat is dan noodzakelijkerwijs geen unidimensioneel construct, maar een zogenaamde index. Het is dus formeel geen schaal meer - maar je kunt dat aggregaat prima analyseren natuurlijk. Het is alleen belangrijk om te onthouden dat die score niets zegt over een onderliggend construct, zoals de subschalen dat wel doen - die subschalen zijn immers samengesteld uit items die samen wel onderliggende constructen meten.

Heb je hier wat aan?
door (77.8k punten)
0 leuk 0 niet-leuks

In een vragenlijst wordt vrijwel zelden een construct met een enkele vraag gemeten. Er zijn wel single-item-scales (zie bijvoorbeeld: de SISE), maar de meeste vragenlijsten behandelen constructen die te complex zijn om met een enkele vraag te vangen.

Dat betekent dat in vragenlijsten meerdere items (vragen) worden gesteld, waarbij de onderzoeker eigenlijk niet geinteresseerd is in de antwoorden op iedere vraag op zichzelf. Alle items zijn facetten van een construct (bijvoorbeeld, zie als contrast de 10-item Rosenberg Self-Esteem Scale; RSE), en alleen al deze puzzelstukjes bij elkaar geven het complete plaatje weer. 

Dus, met COMPUTE heb je de puzzelstukjes bij elkaar gelegd. Het duurt te lang om in te gaan op de klassieke testtheoretische aannames die bij dit gebruik van de COMPUTE procedure horen, maar simpel gezegd: als ieder item een even zwaarwegend facet is in de vragenlijst, dan kun je met de somscore, of het gemiddelde van al die items een indruk krijgen van iemands geschatte 'werkelijke' score op dat construct. Het 'werkelijke' in de vorige zin verwijst naar een wiskundig construct (True Score) en wordt dieper uitgelegd in de cursus Test- en Toetstheorie.

Dus, simpel gezegd: met COMPUTE heb je de vragenlijstantwoorden samengevat tot een enkel getal dat een 'waarheid ligt in het midden' beeld zou moeten geven van iemands score op het construct in kwestie.

NB: merk op dat in de cursus bij Factoranalyse een andere testtheoretische benadering wordt geintroduceerd. Met de factoranalyse wordt duidelijk dat items in een vragenlijst zelden een precies evenzware relatie hebben met het doelconstruct. In de praktijk lijkt het weinig op te leveren om in een COMPUTE opdracht de schaalscore te wegen naar de factorladingen per item; de correlatie tussen factorscores en gemiddelde- of somscores ligt vrijwel altijd tussen de .[98 en de 1.00>

door (63.4k punten)
0 leuk 0 niet-leuks
Deze schalen worden bij de volgende vraag gebruikt bij de regressianalyse.

MvG, rolf
door (13.1k punten)
...