Een type-1 fout maak je pas als je op basis van Nulhypothese Significantietoetsing een beslissing neemt, oftwel, of je besluit om de nulhypothese te verwerpen of niet.
P-waarden uitrekenen kun je prima doen zonder de intentie om NHST toe te passen, en dus zonder de intentie om die p-waarde te gebruiken om conclusies te trekken.
Een type-1 of type-2 fout kun je pas maken als je iets concludeert volgens de regels van NHST. NHST stelt dat je de gevonden p-waarde moet vergelijken met je alpha.
Het verkleinen of vergroten van de kans op een Type-1 en Type-2 fout kan dus door ofwel je p-waarden stelselmatig te vermenigvuldigen, ofwel je alpha te vermenigvuldigen. Als je de p-waarden vermenigvuldigt met een getal dat groter is dan 1, wordt de kans op een Type-1 fout kleiner (en de kans op een Type-2 fout groter). Als je de p-waarden vermenigvuldigt met een getal dat kleiner is dat 1, wordt de kans op een Type-1 fout groter (en de kans op een Type-2 fout kleiner). Als je alpha vermenigvuldigt met een getal dat groter is dan 1, wordt de kans op een Type-1 fout groter (en de kans op een Type-2 fout kleiner). Als je alpha vermenigvuldigt met een getal dat kleiner is dan 1, wordt de kans op een Type-1 fout kleiner (en de kans op een Type-2 fout groter).