Populatieverdelingen bevatten alle mogelijke scores: dus alle waarden die je kunt vinden als je iets meet.
Steekproevenverdelingen bevatten alle mogelijke waarden die je kunt vinden op basis van berekeningen met een of meerdere scores. Steekproevenverdelingen bevatten dus geen meetwaarden, maar berekende waarden.
Dus, je hebt een populatie, die bestaat uit oneindig veel onderzoekseenheden. Daaruit kun je een willekeurige steekproef nemen. Als je een steekproef hebt genomen wordt het mogelijk om dingen te meten door een meetinstrument toe te passen (meetinstrumenten zijn, samen met manipulaties, mogelijke operationalisaties van constructen).
De toepassing van een meetinstrument resulteert in een of meerdere kwantificaties van stukjes realiteit, in dit geval, stukjes realiteit die betrekking hebben op de onderzoekseenheden in je steekproef. Die kwantificaties zijn getallenreeksen die elk bestaan uit een of meerdere scores.
Die scores voor een bepaalde variabele vormen samen de verdeling van steekproefscores voor die variabele voor die steekproef. Die steekproefscores zijn elk willekeurig gekozen uit de populatieverdeling, die alle mogelijke scores bevat.
Als je nu met een of meer van die getallenreeksen gaat rekenen, en je berekent bijvoorbeeld een gemiddelde, een scheefheid, een standaarddeviatie, of een correlatie, dan geldt dat dat getal uit een andere verdeling komt: uit de bijbehorende steekproevenverdeling. Die steekproevenverdeling bevat alle mogelijke gemiddelden, scheefheden, standaarddeviaties, of correlaties die je had kunnen vinden, gegeven je populatie en je steekproefomvang.
De steekproevenverdeling bevat dus geen losse datapunten, maar altijd de uitkomst van een berekening (bijvoorbeeld gemiddelden).