Dit is een site voor studenten van de Open Universiteit. Voordat je een vraag kunt stellen moet je even een account aanmaken (dit systeem is niet gekoppeld aan je OU studentnummer en wachtwoord).

Welkom bij het vraag- en antwoord systeem van de onderzoeks-practica van de studie psychologie bij de Open Universiteit.

Houd er, als je een vraag stelt, rekening mee dat je de richtlijnen volgt!

0 leuk 0 niet-leuks
Goedemorgen,

Mijn vraag luidt als volgt: Wat is isomorfisme?

In mijn scriptie heb ik voor een bepaalde relatie zowel significante resultaten gevonden op persoonsniveau als op dagniveau. Dit betekent dat er sprake is van isomorfisme (volgens verschillende bronnen). Toch kan ik nergens een goede uitleg vinden van dit fenomeen. Google laat veel wiskundige onderbouwingen zien terwijl ik op zoek ben naar theoretische uitleg over isomorfisme in de statistiek. Kunnen jullie mij hierbij helpen?

Ik hoor het graag en bedankt alvast!
in Discussie door (160 punten)
Kort gezegd is isomorfisme een duiding van 'symmetrie'. Dit is geen makkelijk construct om een-twee-drie uit te leggen. Mag ik eerst vragen hoe dit zich in de statistiek voordoet? Ik ken isomorfismen voornamelijk vanuit kanstheoretisch oogpunt (bijvoorbeeld isomorfismen in dobbelstenen)

Ik begreep vanuit de literatuur: isomorfisme = situatie waarin relaties dezelfde vorm aannemen op verschillende analyseniveaus. Fleeson (2001) kwam met trait-state isomorfisme; persoonlijke eigenschappen en gemoedstoestanden worden gekenmerkt met vergelijkbare uitkomsten. Trait zou geanalyseerd worden zodra de relatie op persoonsniveau geanalyseerd wordt en state op dagniveau (klopt dit?). Klopt het dan ook dat als de relatie alleen op persoonsniveau significant is,  deze relatie veroorzaakt wordt door traits (dus persoonsafhankelijk) en als de relatie ook op dagniveau significant is dat de relatie voor alle personen geldt (dus persoonsonafhankelijk)?

Of dit klopt is niet een conceptuele vraag, maar een puur wiskundige. Een isomorfisme is waarschijnljik hier datatechnisch bedoeld? Dus het punt dat een state-meting een subset (permutatie?) is van een trait-meting? Zou je voor mij uit Fleeson een copy-paste kunnen geven van de relevante passage?
Fleeson (2002): it provides a test of the density distributions model of traits—specifi- cally, that a large part of the individual differences in traits is the frequency with which individuals enact corresponding states (e.g., the frequency of acting extraverted) and that within-person varia- tion in states is meaningful and at least somewhat isomorphic to variation in traits (Fleeson, 2001).

Fleeson, (2002): Together, these findings suggest the principle of state–trait isomorphism, that states share many properties and consequences with traits. If a trait is in large part the distribution of states, then consequences of the trait may follow when the state is enacted That is, if the trait comes into existence through enactment of relevant states, then consequences of the trait may also come into existence through enactment of relevant states. Thus, state–trait isomorphism predicts that the extraversion–positive affect rela- tionship previously revealed between persons may be characteris- tic of psychological functioning, that individuals’ highs and lows of happiness may be predictable from their highs and lows in extraversion states, that structural or slow-moving aspects of in- dividuals are not needed to explain the extraversion–positive affect relationship, and that one principle characterizing everyday navigation of the world is that more extraverted behavior brings with it more happiness than does more introverted behavior.

Andere onderzoeken onderbouwen isomorfisme in hun studie zo (dag en persoosnniveau significantie gevonden): Furthermore, we found the same relational patterns when investigating PVM on a general level and on a daily level, which suggests isomorphism and adds to the validity of our findings. The fact that we found PVM to be positively and sig- nificantly related to cognitive performance on an objective mea- sure is an additional strength of the present research.
Bedankt voor uw uitleg. Klopt het dan dat ik zeg dat zodra je significante resultaten vindt op persoonsniveau dat je kijkt naar trait (vaststaand binnen personen) en als je significante resultaten vindt op dagniveau dat je kijkt naar states (kortdurig)?

Stel de relatie is: intrinsieke motivatie leidt tot verhoogde prestatie.

Stel persoonsniveau is significant: het is persoonsafhankelijk. (Alleen mensen die bijvoorbeeld van nature intrinsiek motiverend werken, behalen hogere prestaties).

Stel dagniveau is significant: het is persoonononafhankelijk (Iedereen kan hogere prestaties ervaren door verhoogde intrinsieke motivatie)
Ik durf niet zomeer te stellen dat het klopt, zonder goed in de stof en analyse te zitten, maar het klinkt wel plausibel, zeker als ik aan een multilevelanalyse moet denken

1 Antwoord

0 leuk 0 niet-leuks
Zoals Fleeson isomorfisme bedoeld bedoelt hij volgens mij dat wat iemand op een gegeven moment ervaart, een 'stukje' state is uit een verzameling van states in een trait.

Dit zou je kunnen vergelijken met het gooien van een munt. Als vaststaat dat deze drie keer wordt gegooid dan is voor iedere worp mogeljk om kop (K) of munt (M) te gooien. Stel dat er een 'trait' is waarbij de uitkomstenruimte beperkt wordt tot 'er is twee keer munt, en één keer kop gegooid'. Iedere permutatie (soort van 2xM en 1xK) is een 'isomorphisme', dus een parallel/symmetrie van de totale set aan uitkomsten, namelijk:

[M, M, K]
[M, K, M]
[K, M, M]

Zo zou je states uit een trait ook kunnen zien. De trait bevat een verzameling van verschijningsvormen en de state is steeds een variant daarvan.
door (63.5k punten)
bewerkt door
...