Hallo :)
Ik twijfel al een paar weken over iets en ben er ondanks oefenen en vragen nog niet zeker van.
1. Stel je hebt een correlatie met een puntschatting van .23 en een b.i. van .18 - .28 (zoals in oefententamen 1 vraag 41). Wordt er voor het bepalen van de sterkte van de correlatie dan altijd enkel en alleen naar de puntschatting gekeken (in dit geval dus een zwakke correlatie) en niet naar de b.i.? Want o.b.v. de b.i. zou je kunnen zeggen; triviaal tot zwak verband.
2. En maakt het nog uit of je wil weten hoe sterk de correlatie is in de steekproef of hoe sterk de correlatie is in de populatie? Oefentententamen 1 vraag 75 luidt namelijk:
75.1 Deze vraag gaat over de tentamencasus.
Welke stelling is juist?
a In deze steekproef is de correlatie tussen tussen zitten op de pop en geïmiteerde agressie middelsterk
b De correlatie tussen zitten op de pop en geïmiteerde agressie is in de populatie waarschijnlijk minstens middelsterk.
Ik denk dat A fout is omdat de correlatie in de steekproef de punschatting van .529 is en dus een sterk verband en niet middelsterk. En dat B goed is omdat er bij de correlatie in de populatie wél gekeken moet worden naar de b.i. en die lopen van middelsterk (.457) tot sterk (.592).