Er zijn eigenljik twee soorten covariaten
(1) een theoretische covariaat
(2) puur wiskundig: een interval of ratio meetniveau variabele in een linear model
Beiden heten covariaten, maar worden niet hetzelfde behandeld. Een theoretische covariaat is waar Field specifiek op in gaat. Dit is een 'derde' variabele die buiten het design ligt en gebruikt kan worden om de totale variantie op Y te verkleinen, zodat de gedeelde variantie tussen X en Y onder een soort vergrootglas komt te liggen. Je filtert de achtergrondruis weg zodat je de voorgrond beter kunt horen.
Bij zo'n variabele is het daarom belangrijk dat deze geen relatie met X heeft, en niet anders werkt op Y afhankelijk van X. Zodra een van deze zaken speelt verandert de theoretische rol van de variabele. Een covariaat die bijvoorbeeld zowel op X als op Y impact heeft is een confounder. Een covariaat die beinvloed wordt door X en op haar beurt weer Y beinvloed is een mediator.
Probleem is dat wiskundig bezien de variabele niet anders behandeld wordt; een covariaat in deze zin is 'gewoon' een extra variabele in het model, en waar de andere variabelen geevalueerd worden als het effect van de covariaat op nul gezet wordt; ervoor gecontroleerd wordt zoals dat genoemd wordt.
De voormeting neemt daarom een soort status aparte op zich. Van de voormeting hebben we geen theoretische notie zoals eerder beschreven. We willen eigenlijk niets meer dan dat de verschillen op de nameting worden geevalueerd wanneer iedereen een gelijk startpunt gegeven wordt. Stel dat je een nieuwe onderwijsmethode onderzoekt, en je ziet dat klas A beter presteert dan klas B. Hier wil je juist iets doen wat bij een theoretische covariaat het geval niet mág zijn: je wilt uitsluiten dat verschillen in prestaties voortkomen uit een voorsprong van klas A. Dus, als klas A al bij begin beter presteert, dan is het logisch dat ze ook beter eindigen. De rol van het opnemen van de covariaat is dan om te kijken of A nog steeds beter presteert als je die initiele voorsprong wegneemt.
Dus eigenlijk zodra je met voormetingen te maken hebt kijk je daar heel anders naar dan wanneer je met meer theoretische covariaten te maken hebt, zoals in Field besproken. Het is nog steeds zinvol om te kijken of er initiele verschillen waren (maar daar geen consequenties aan te verbinden, dus puur uit interesse), en of de 'startpositie' het effect van X op Y bepaald. Dat laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn dan een groep die sterk begint misschien weinig leerwinst behaald uit een nieuwe methode, terwijl een zwakke groep een enorme inhaalslag maakt.