Reden 2 en 4 lijken op elkaar, maar zijn net iets anders. Als je iets continue meet, bijvoorbeeld optimisme - en we gaan er even vanuit dat dit iets is dat iedereen in bepaalde mate bezit - dan is het minder zinvol om te bevragen op iemand optimistisch is of niet (punt 2). En als we dit wel zouden willen doen, dan is het tevens lastig te bepalen hoe je dan mensen precies indeelt in wel/niet optimistisch of nog complexer, niet - enigszins - heel optimisttsch (punt 4).