Dit is een site voor studenten van de Open Universiteit. Voordat je een vraag kunt stellen moet je even een account aanmaken (dit systeem is niet gekoppeld aan je OU studentnummer en wachtwoord).

Welkom bij het vraag- en antwoord systeem van de onderzoeks-practica van de studie psychologie bij de Open Universiteit.

Houd er, als je een vraag stelt, rekening mee dat je de richtlijnen volgt!

0 leuk 0 niet-leuks

Het gaat om hoofdstuk 2.3 betrouwbaarheid. Waarvan ik de uitleg lastig vind over tau-equivalentie en de juiste interne consistentiemaat.

Overigens geldt hier, net als bij de ‘Vertrouwen’-schaal, dat Coëfficiënt Alfa en Omega bijna dezelfde waarde hebben. Dat gebeurt wel vaker: de schending van tau-equivalentie is niet altijd erg. Tegelijkertijd is dat geen reden om standaard gebruik te maken van Coëfficiënt Alfa. Als er niet wordt voldaan aan de strenge voorwaarden voor Coëfficiënt Alfa is het mogelijk dat die hoog is zelfs als een schaal niet betrouwbaar is en de interne consistentie laag is. Daarom moet altijd de juiste interne consistentiemaat worden gebruikt, en kan niet altijd dezelfde worden gebruikt.

in Cross-sectioneel Onderzoek (OCO, PB08x2) door (1.4k punten)
Wat is je vraag precies, als in, wat vind je moeilijk te volgen of begrijp je nog niet?
Deze vraag was een tijdje terug. Als ik het nu lees vraag ik me nog af:

Wat het betekent als Alpha en Omega bijna dezelfde waarde hebben?

Wanneer is schending van tau-equivalentie niet erg?

1 Antwoord

0 leuk 0 niet-leuks
 
Beste antwoord

Dank voor de opmerking met de verduidelijking.

Ik interpreteer je vraag gelijk wat breder, en splits hem:

  1. Soms heeft een schatter waarvan de aannames worden geschonden (bijna) dezelfde waarde als een schatter waarvan de aannames niet of minder worden geschonden. Hoe kan dat?
  2. Als een schatter waarvan formeel de voorwaarden worden geschonden toch bijna dezelfde waarde heeft als een schatter waarvan de waarden niet of minder worden geschonden, kun je dan niet net zo goed die eerste schatter gebruiken?

Het antwoord op de eerste vraag is moeilijk generiek te geven, maar is ook niet eenduidig voor coefficient alpha te geven. Dat komt omdat schending van aannames allerlei redenen kan hebben, en de manier waarop die redenen invloed hebben op de waarde van de schatter kunnen uiteenlopen. Soms worden de correlaties tussen items hoger doordat voorwaarden worden geschonden (bijvoorbeeld doordat meetfouten niet onafhankelijk zijn, maar correleren); en soms worden correlaties tussen items lager doordat voorwaarden worden geschonden (bijvoorbeeld als errors niet overal normaal zijn verdeeld).

Met andere woorden, er kunnen heel veel redenen zijn, en afhankelijk van welke en hoeveel voorwaarden er worden geschonden kunnen ze versterkende of tegenwerkende gevolgen hebben. Om die reden kun je vaak niet goed zeggen wat het gevolg gaat zijn van het schenden van voorwaarden.

Het antwoord op de tweede vraag is: nee, je moet nooit een schatter gebruiken waarvan de voorwaarden worden geschonden. Dat komt door het antwoord op de eerste vraag: omdat de schatter vaak zowel hoger als lager kan uitvallen, heeft hij geen diagnostische waarde meer. Neem weer coefficient alpha: als deze hoog kan uitvallen door andere redenen dan een hoge interne consistentie (bijvoorbeeld doordat er veel items zijn of door gecorreleerde meetfouten), of laag kan uitvallen door andere redenen dan een lage interne consistentie (bijvoorbeeld doordat de variabelen allemaal verschillend samenhangen met het reflectieve construct), kun je een lage of hoge uitkomst niet langer interpreteren.

Ik zal het vorige uitgangspunt iets nuanceren: als je begrijpt wat het gevolg is van een schending van een aanname, dan kun je hier soms voor corrigeren. Dit is bijvoorbeeld wat de Welch correctie voor de t-toets doet: die corrigeert voor ongelijke varianties, waardoor de t-waarde alsnog gebruikt kan worden ondanks schending van die voorwaarde.

De belangrijkste boodschap is eigenlijk: het gaat niet om de getallen. Het gaat om de conceptuele interpretatie van de schatter - die moet kloppen. Of de getallen hetzelfde zijn is veel minder relevant.

Een ander belangrijk punt in het kader van coefficient alpha en uberhaupt interne consistentiematen is de onderliggende aanname dat er een relfectief meetmodel wordt gebruikt. Dit betekent dat de scores op de items allemaal worden bepaald door hetzelfde construct. Dat is voor veel meetinstrumenten niet noodzakelijk het geval (zie e.g. de checklist in https://doi.org/g5sh). Als zo'n fundamentele voorwaarde wordt geschonden, maken alle andere voorwaarden niets meer uit.

door (77.8k punten)
geselecteerd door
...