Het is me niet helemaal duidelijk naar welk bronmateriaal wordt verwezen. Als ik het zo zie, dan ga ik ervan uit dat de 10 toetsen niet op de anova zelf slaan, maar op de losse t-toetsen die het vervangt (of de post-hoc toetsen die volgen).
Het aantal uit te voeren toetsen neemt gestaag toe bij toename van categorieen. Het aantal te toetsen combinaties is n boven r. Dus 5 boven 2 is (5*4*3*2*1 / 2*1*(3*2*1) = 120 / 12 = 10 t-toetsen bij 5 categorieen. Een zesde categorie betekent dat er 6 boven 2 = 6*5*4*3*2*1 / 2*1*(4*3*2*1) = 720 / 48 = 15 t-toetsen.
Voorbeeld om het inzichtelijk te maken.
Schooltypen: A B C D E.
T-toetsen kunnen steeds maar paren van twee typen vergelijken.
AB, AC, AD, AE
BC, BD, BE
CD, CE
DE
dit zijn 10 paren die los getoetst moeten worden.