Dit is een site voor studenten van de Open Universiteit. Voordat je een vraag kunt stellen moet je even een account aanmaken (dit systeem is niet gekoppeld aan je OU studentnummer en wachtwoord).

Welkom bij het vraag- en antwoord systeem van de onderzoeks-practica van de studie psychologie bij de Open Universiteit.

Houd er, als je een vraag stelt, rekening mee dat je de richtlijnen volgt!

0 leuk 0 niet-leuks

in 23.8.8 wordt gesproken over uniciteit. "Die unieke variantie heet de ‘uniciteit,’ en is altijd het complement van de communaliteit. De uniciteiten van onze vijf variabelen zijn 0.50.50.720.720.430.430.690.69 & 0.50.5. Als we er een tweede component bij zouden nemen, dan zouden die uniciteiten dalen, totdat ze met vijf componenten uitkomen op 00"

Hoe worden bovengenoemde uniciteiten gevonden? Van wat ik ervan begrijp is de communaliteit de optelsom van de gekwatrateerde waarden op O1, O2 etc. Dus een horizontale optelsom. De uniciteit is dan het complement van de communaliteiten. 

In het voorbeeld wordt gesproken over 1 component. De communaliteiten zouden dan de ladingen van PC1 zijn? Dus: 0,70; -0,53; 0,75; 0,56 en -0,71 ? 

Ik maak ergens een denkfout, want ik zou dan dus ook uitkomen op 1 uniciteit als er maar 1 component gebruikt wordt. (waarbij in mijn denkwijze de uniciteit hetzelfde is als de eigenwaarde van dat component) 
Dus waar zit mijn denkfout?

in Cross-sectioneel Onderzoek (OCO, PB08x2) door (420 punten)

Aub. inloggen or registreren om deze vraag te beantwoorden.

...